Het bloed
1. In hoger gelegen gebieden is er een lagere luchtdruk. Een lagere luchtdruk zorgt vervolgens voor een verminderde zuurstofopname in de longen. Hierdoor ontstaat een toestand van zuurstofgebrek, wat zorgt voor een verhoogde aanmaak van EPO in de nieren. EPO zet het beenmerg aan om meer rode bloedcellen te produceren. Deze rode bloedcellen heb je nodig voor het transport van zuurstof richting de longen.
2. C. Aan rode bloedlichaampjes. De vermoeidheid ontstaat door een tekort aan zuurstof in de spieren. De spieren krijgen zuurstof aangevoerd via het bloed. In het bloed wordt de zuurstof vervoerd door de rode bloedcellen.
3. De inspuiting bevat insuline. Door insuline in te spuiten bij een bloeding, kan het stollingsproces normaal verlopen en wordt het bloed in de wonde gestold.
4. Bij een tekort aan bloedplaatjes ontstaan stollingsproblemen, daaruit volgen ziekteverschijnselen zoals zware onderhuidse bloedingen, hevige neusbloedingen en menstruaties.
5. Na het bloed geven is het ijzergehalte in ons bloed